OVERZICHT PROJECTVOORTGANG – 2023

De projectonderzoekers gericht op (a) organisatorische, (b) socio-technische en (c) maatschappelijk-politieke dimensies van morele verwonding hebben uitgebreid veldwerk verricht, waaronder interviews en participerende observatie, onder respectievelijk verschillende militaire eenheden en politie (deelproject a), een militaire eenheid gericht op robotica en autonome systemen en een politie-eenheid gericht op drones (deelproject b), en betrokkenen bij theaterstukken door veteranen en overlevers uit uitzendgebieden, terugkeerreizen naar uitzendgebieden en rechtszaken tegen de eigen organisatie of de staat (deelproject c).

Voor het actieonderzoek gericht op (d) contextgerichte interventieontwikkeling zijn bestaande en mogelijke interventies in kaart gebracht, en samenwerkingen opgezet voor de interventieontwikkeling. Hierbij speelden de bevindingen die zijn opgedaan in deelprojecten a, b en c een belangrijke rol, evenals verdere dialoog specifiek gericht op interventies met vakdeskundigen, geestelijk verzorgers, psychologen, gezondheidsprogrammaleiders, beleidsmakers, commandanten en militairen en politiepersoneel met traumagerelateerde problematiek. Het fundamentele uitgangspunt is dat interventies worden ontwikkeld waarmee op contextniveau wordt bijgedragen aan een verantwoordelijke preventieve aanpak van morele verwonding (deelproject d). Dit leidde tot nu toe onder meer tot een trainingsmodule voor morele weerbaarheid bij de politie, grootschalige, structurele monitoring van moral injury door middel van vragenlijsten binnen de krijgsmacht, en de ontwikkeling van een programma bij het Nederlands Veteraneninstituut voor veteranen die de overstap maken naar het burgerleven.

Onze bevindingen hebben we op verschillende fora verspreid, onder meer via wetenschappelijke artikelen, stukken in vakbladen en optredens in nationale media.

  • We schreven als eerst een beginpaper met een systematische literatuurstudie en onderzoeksagenda gericht op contextuele factoren in morele verwonding (klik hier).
  • Vervolgens brachten we in kaart hoe verschillende gezondheidsprofessionals (zoals psychologen, geestelijk verzorgers en maatschappelijk werkers) momenteel aankijken tegen het begrip ‘moral injury’. We onderzochten waar hun benaderingen onderling afwijken en elkaar – kunnen – aanvullen (klik hier).
  • Tegelijkertijd zagen we dat de groeiende populariteit van het begrip ‘moral injury’ ook ongewenste effecten kan hebben, waarbij goedbedoelde initiatieven averechts uitpakken. Daarover schreven we een stuk met een reeks waarschuwingen tegen onder meer de romantisering van morele verwonding (klik hier).
  • In een filosofisch georiënteerd hoofdstuk verkenden we relaties tussen ‘moral injury’ en mensbeelden. Hierin beschreven we hoe het verschijnsel van ‘moral injury’ inzichten verschaft in de menselijke aard, geweld en militaire ethiek, op het niveau van de individuele psyche van de militaire, de relatie tussen militair en samenleving, en de samenleving zelf (klik hier).
  • In een methodologisch essay reflecteerden we op de morele emoties die onderzoek naar morele verwonding bij onderzoekers zelf kan oproepen. We verkenden daarbij de vraag: Hoe moeten onderzoekers die morele emoties interpreteren en ertussen navigeren? (klik hier).
  • We onderzochten hoe en waarom militairen en politiemensen géén ‘moral injury’ oplopen. Dit beschreven we in een artikel waarin we analyseerden hoe respondenten hun beroep zagen en welke copingstrategieën zij geneigd waren te gebruiken bij morele uitdagingen (klik hier).
  • We onderzochten de rol van organisatorische factoren, zoals cultuur, beleid in procedures in de morele beleving van geüniformeerd personeel. Zo verkenden we de werkbeleving van medewerkers van de Brigade Vreemdelingenzaken van de Marechaussee, gericht op de vraag: Hoe gaan medewerkers om met werk dat moreel beladen kan zijn, bijvoorbeeld wanneer gezinnen met jonge kinderen worden uitgezet of als er maatschappelijke twijfel of zelfs verzet is tegen uitzettingen? (klik hier).
  • We onderzochten de nasleep van incidenten in geüniformeerde organisaties. Uit diepte-interviews met (voormalig) militairen en politiemedewerkers bleek dat dit kan soms uitlopen op een verder beschadigende zoektocht naar erkenning en verbetering. Er kan een complexe dynamiek onstaan tussen de behoefte aan erkenning en steun van de eigen organisatie – gezien als een ‘familie’ – en de beperkingen die voortvloeien uit de bureaucratische aard van diezelfde organisatie. (klik hier).
  • We onderzochten de rol van socio-technische factoren in de morele beleving van geüniformeerd personeel. Zo verrichten we etnografisch onderzoek onder een experimentele militaire eenheid die robots, drones en (semi-)autonome voertuigen test voor toekomstige militaire operaties. Militairen op strategisch niveau bleken hoge zingeving te ervaren, terwijl militairen op operationeel niveau soms worstelden met desillusie en zingevingsvraagstukken als: is dit waarvoor ik militair geworden ben? (klik hier).

We verspreiden onze bevindingen ook via:

  • lezingen (zie o.a. hier);
  • video-interviews en podcasts (zie o.a. hier, hier en hier);
  • interviews in kranten en magazines (zie o.a. hier, hier, hier en hier);
  • voorlichtingen, trainingen en andere activiteiten op het gebied van ethiek en geestelijke gezondheid (zie o.a. hier en hier).